Mijn fragmenten

vrijdag, april 28, 2006

De man op de oever

Geschilderd n.a.v.: God heeft geen armen...

En naar een gedichtje van Ellen Warmond:












Ik wilde mij inschepen voor een land dat niet meer bestond.
Onderweg ben ik verdronken.
Alleen, om niet al te weerloos aan te spoelen later, lieg ik een vlot, lieg ik een reddings boei, lieg ik mijn hoofd boven water.

Maar met de rug naar het vlot en de reddingsboei, komt er ruimte om De Man te ontmoeten, op de oever. Dan is er brood en vis. Dan komt er Licht aan de horizon.

Overal ouders


Opeens lijkt de wereld vol te zijn met allemaal ouders en kinderen, en met kinderen en ouders, die samen zijn. Die van elkaar houden. Kinderen die er mogen zijn van hun ouders...
Alleen ik heb geen ouders, leef alleen in een zwart gat.

Open graf

Na het lezen van een paaspreek...

Als je al het tijdelijke kunt achterlaten, of achter je kunt laten, wordt het licht en durf je op weg te gaan naar het geopende graf. Dan kun je de beloften van God weer zien, de woestijn gaat bloeien, de rotsen gaan open, het water gaat stromen. Levend water, levenswater.

Verlaten

Zo voelt het, telkens weer, als alle pijn en boosheid een uitweg zoekt. Zelfs geen licht meer aan de horizon. Alleen maar donkerheid.
Een laaiende angst roept het op. En een intense eenzaamheid.

Psalm 130:6, mijn ziel wacht op de Here, meer dan wachters op de morgen, wachters op de morgen...

Twee bomen

De ene omgehakt, door het kwade, de boze... De andere een beetje scheef gewaaid door de levensstormen. Maar toch groot en sterk gegroeid. Een boom om bij te schuilen, en je nood bij te klagen.

Geboorte

Het kind worstel om opnieuw geboren te worden. Weg van de pijn, van het donker.
Het wil op weg gaan, naar de beloften, die er stralend staan. Op weg naar God.

Samen kijken

Samen kijken.
Een arm om me heen. De chaos ligt achter me, de zee is nog diep...
Maar het bootje ligt klaar, om over te kunnen steken, naar Pasen en Pinksteren.

Wachten op Pasen en Pinksteren

Wachten op Pasen en Pinksteren.

Nee, soms lukt het niet om Pasen te vieren.
Als alles kapot lijkt,
als het ene na het andere verdriet je leven lijkt binnen te rollen.
En als het voor je gevoel niet meer lukt om op te staan.

Voor een mens, in een mensenleven,
is het niet altijd na drie dagen Pasen: opstanding.
Soms kan de tijd tussen een menselijk
‘goede vrijdag en pasen' oneindig lijken.

Zo oneindig, dat je het alleen nog maar kunt uitschreeuwen:
het duurt te lang!
Het duurt te lang voor God komt en alle tranen droogt!

Dan kun je alleen nog maar met je rug naar het geopende graf gaan zitten.
Dan durf je niet meer te kijken, bang dat het niet waar zal zijn.
O wat voel je je dan eenzaam.

Achter je weet je het geopende graf.
Je zou er naar toe willen rennen.
Maar je voeten lijken vastgeplakt.
Je benen kunnen je niet meer dragen.

Dan kun je alleen nog maar zitten en wachten.
Wachten op..., zoals de dichter van Psalm 130 het zegt:
"mijn ziel wacht op de Here, meer dan wachters op de morgen,
wachters op de morgen".

En soms gebeurt het dan.
Dan komt God.
Heel gewoon, in de gedaante van een mens.

Een mens die weet van je pijn en verdriet.
Een mens die je gemist heeft in de kerk.
Een mens die met je bestaan bewogen is.

Nee, hij spreekt geen grote woorden.
Het zegt niet dat het tóch Pasen is.
Hij begrijpt dat een mens soms geen Pasen kan vieren.

Hij komt ook niet alle tranen drogen, want dat kan hij niet.
Hij geeft wel alle ruimte voor die tranen.
En soms zie je tranen in zijn ogen.
Om jouw pijn en verdriet, en om de macht van de dood.

De dood die mensen zo gevangen kan houden,
dat er geen troost meer lijkt te zijn.
Zo gevangen dat de dood verreweg te verkiezen is boven het leven.

Voorzichtig zet hij je weer op je voeten,
en leert je stapje voor stapje weer lopen.
Hij slaat een arm om je heen en steunt je,
en samen met hem durf je dan toch te kijken...

Met je rug naar de chaos en het verdriet,
durf je dan toch te kijken.
Naar het kruis en naar het geopende graf.

En langzaam aan gaat de zon weer een beetje schijnen.
O ja, het water is nog wel diep, een zee van tranen.
Maar er ligt een bootje klaar om over te steken,
als je dat wilt en kunt, als je er aan toe bent.


Zo komt er ruimte voor troost en verdwijnt de dood.
Zo komt er weer moed om verder te gaan,
en te wachten op Pasen en Pinksteren op dezelfde dag.
Omdat je God mocht ervaren, in een mens!

Ettje

Bouwpakket

Het kind in me is uitelkaar gevallen. Is een bouwpakketje geworden.
Maar niemand die het maken kan.

Engelland is gesloten,
de sleutel is gebroken.
Is er dan geen Timmerman,
die het kind weer maken kan?

Gebroken tralies

En dus alle kans om te ontsnappen.
En er toch niet uit kunnen komen.
Niet zien dat de tralies gebroken zijn.

Dan weer schreeuwend om hulp, om er uit te willen,
en dan weer inelkaar gedoken van ellende.

Geborgen


En dan, temidden van al dat geweld dat me overspoeld is daar opeens weer een momenten van geborgenheid.
Geborgen op Gods Heilige Berg. Ondanks alle dreiging van het kwaad, de boze.

Leeg


En toen overleed, totaal onverwacht, de vrouw die me gebaard had... Lang geleden. Een baar-moeder, die voor altijd liefdeloos zal zijn en blijven, die altijd leeg zal blijven, omdat er geen liefde in was.

Herfst

Herfst in Twente aan Zee. De zee is koud, grijs en soms donker. Het bouwland is bruin en zwart en kaal. Alleen de weilanden zijn er nog... De bossen zijn prachtig van kleur. De luchten zijn ettelijke keren op een dag anders van kleur. Licht en donker, soms roze, oranje.
Het enige, DE Enige die dezelfde is, is God (wit vlak).
Denkend aan de nieuwe aarde past dit beeld niet. Daar zal geen herfst zijn. Maar in het hier en nu past het wel.
Omdat het ook, misschien vooral, verbeeld: Het beeld van de Onveranderlijke.

En na de aardse herfst en winter zal het weer lente worden en zomer...

Geofferd

Ge-offerd, op-ge-offerd, door de kerk, aan de lieve vrede....
Zo werd het bijna letterlijk tegen ons gezegd: het is beter om één gezin op te offeren dan...

Begraven door/voor de kerk

Begraven door de kerk... Begraven door kerkmensen. We bestaan niet meer voor ze.
Steeds weer overkomt het ons dat wie ergens iemand van de kerk tegenkomen, die ons niet ziet... niet wil zien, aan de overkant gaat lopen.
Begraven door het instituut.
Samen met....

Dit en het andere schilderij maakt Jan heel verdrietig. Omdat het zo akelig wáár is.