Mijn fragmenten

woensdag, april 26, 2006

Boom

Als de boeren in Twente al zo goed voor hun vee zorgen, en een boom voor ze planten in het weiland, waaronder ze beschut staan tegen de felle zon en de regen, een boom waaronder ze kunnen schuilen... Een boom der barmhartigheid, zoals ik die, steeds als ik het zie, noem...
Hoeveel barmhartiger zal de Here God dan zijn, voor Zijn kinderen, voor wie Hem liefhebben?!
Soms ervaar ik dat zien van die boom als een geweldige troost.

Gered / Surfers

't Is oktober. We maken een strandwandeling, 't is guur en soms valt er een hagelbui, en zien in de verte, voor de Razende bol, surfers. En opeens zijn ze weg... Eentje zie ik pogingen doen om op z'n plank te klimmen, wat niet lukt. Dan 'spoelt' er eentje aan, helemaal in shock, z'n vrienden zijn weg!
We bellen 112... We staan aan het strand uitkijkend, hopend... Ik voel me als Mozes, zolang ik m'n armen maar omhoog houdt.... We zien de reddingsboot gaan, en een heli. 's Avonds horen we dat ze alle drie zijn gered. Bij Petten uit zee gevist.

Schip

Sommige dingen gebeuren zomaar... 't Was helemaal m'n bedoeling niet om dat schip, links, te schilderen. Ik schilderde: de kerk op een voetstuk, een leider op een voetstuk, allemaal de neuzen dezelfde kant op, en hoe die leider ze allemaal aan een touwtje heeft...

En 't rechter gedeelte: dan zit ik, hoe ellendig het ook is, liever in de woestijn. Alleen met God en Zijn beloften (de kleuren van de regenboog).

Pas toen het klaar was zag ik dat het touwtje waar ze allemaal aan vast zitten, een schip was geworden. Hoe ze met z'n allen het schip in gaan... Voelde als een glimlach en knipoog van God.

Ont-moeting

Jaren later heb ik dit opnieuw en anders verbeeld,
in keramiek.
Dan weer ga je een stukje hand in hand, dan weer moet je 'los' verder gaan. Maar om je schouder voel je nog de arm van die ander.

Gedicht - Slaapwandeling

Ergens kom ik dit gedicht tegen... Dat voor mij 'een plaatje' wordt.

SLAAPWANDELING

Ik heb vannacht met U gewandeld
In de dove lanen van de slaap,
En nu het morgen is geworden
Is er niets veranderd,
Dan dat die twee, die in de nacht tesaam
Volkomen bij elkander waren,
Mij weer alleen alleen gelaten hebben
In de morgen,
En samen verder zijn gegaan.

Gerrit Achterberg
(1905-1962)

Leeftocht / eten

Dan vieren we, op een zondag, de Maaltijd des Heren in Den Helder.
Maar ook het, samen met Jan een broodje eten, is voor mij: de Maaltijd des Heren vieren.
Het voelt naar delen, leeftocht delen met iedereen die onderweg is. Wie niet verder kan (en zo voel ik me vaak: niet verder kunnen) wordt overeind geholpen en ondersteunt, zodat iedereen leeftocht krijgt voor onderweg.

Stemming

Ettelijke keren op een dag kan m'n stemming wisselen. Dan weer licht, dan weer donker. Om doodmoe van te worden.

Geweerd

Geweerd van de Maaltijd van de Heer. Boze mensen, die God en mens van elkaar scheiden, die tussen Jezus en ons in gaan staan, waardoor we geen deel meer mogen hebben aan Hem.

Voelt ook naar de moeders, die met hun kinderen bij Jezus kwamen en geweerd werden.

Twente aan Zee

Ooit zal er een nieuwe aarde zijn, Gods aarde. Daar droom ik soms van, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde: Twente aan Zee, daarover droom ik dan.

Licht van een kaarsvlammetje

Aardedonker, licht, donker. Drie dezelfde personen (in me). Verbeeldend: wanhoop om het donker; uitstrekkend naar het Licht; het Licht meedragen in het donker. Dat Licht vond ik dan in een gesprek bij Jan, en kon het daarna weer een tijdje meedragen.

Later schreef ik hier over:

Licht...

Genietend zit ik, alweer, in m'n huisje op wielen. Buiten is het, ondanks het feit dat het al half september is, nog 18 graden. Een temperatuur om nog heerlijk buiten te zitten, als het niet al uren donker was. Maar door de open deur van de caravan komen ook de avond en nachtgeluiden naar binnen, dus we genieten even zo goed wel van dit extraatje.

Op de camping is het stil. We zijn de enige gasten. In de verte hoor ik, als er geen autogeluiden zijn, de zee, en zie ik het licht van de vuurtoren. Vier keer, en dan éven niet. Maar ik weet dat het licht er zo weer zal zijn, wat een warm en veilig gevoel geeft. Het baken in de nacht.

De honden liggen te slapen. Moe zijn ze, doodmoe, van een lange wandeling die we vanmiddag met ze maakten langs de zee. Urenlang hebben we gelopen, genietend van zon, zee en zand. Maar ook genietend van de vrijheid die we hier, telkens weer, aan den lijve ervaren.

'Vrij' van de pijn en het verdriet die we dan voor een paar dagen achter ons kunnen laten.
Weg van de plek waar ons zoveel onrecht is aangedaan. Pijn en verdriet die ooit eens over zal gaan als alle tranen geschreid zullen zijn, hopen we. Op recht hopen we niet meer. Die hoop is langzaam doodgebloed.

De mooie dag, het prachtige weer, helemaal in tegenstelling met de voorspellingen, zie ik als een cadeautje van God, en 't voelt als het licht van de vuurtoren: Hij is er, en dan weer even niet. Of een hele lange tijd niet!

Want ook zo kan het voelen, als de pijn en het verdriet de overhand hebben.

Of als boosaardige mensen tussen jou en God in gaan staan, met daden en woorden... Dan lukt het niet, om op welke manier dan ook, iets van God te ervaren. Angstig en bedreigend voelt dat, alsof je in het donker op de tast loopt, en geen idee hebt waar een steen kan liggen of een tak op je weg... Ieder moment verwacht je een doodsmak te maken.

Soms gebeurt dat zomaar, op klaarlichte dag. Dan wordt het donker om je heen, donker doordat je dreigt onder te gaan in het verdriet.
Vanmiddag overkwam me dat nog, zomaar, zonder dat ik, achteraf kon zeggen: daar en daar lag het aan. Ik zat lekker in het zonnetje voor de caravan, gewoon een beetje te niksen en wat voor me uit te kijken. Misschien was er een pijnlijke gedachte, misschien herinnerde iets me aan... Ik weet het niet.
Het gebeurde gewoon, het was er opeens, dat gevoel van aardedonker, hulpeloos tastend rondlopen, angst voor de doodsmak. En het licht van de vuurtoren, het licht van God dat maar niet kwam, ook niet op mijn schreeuwen in doodsangst.

Dat zijn de momenten dat ik twijfel aan het bestaan van God. Dan kan ik niet meer geloven in God, die me eens, bij m'n doop, beloofde dat hij voor altijd mijn Vader wil zijn.

Dan zou ik, als ik er de kracht en de moed voor had, willen opstaan om Hem ter verantwoording te roepen. Om Hem te herinneren aan al die dingen die Hij me beloofde. Dat Hij me nooit 'stenen voor brood zal geven', dat hij me nooit 'een schorpioen zal geven als ik Hem om een visje vraag'. Dat Hij mijn herder zal zijn, en me elke avond veilig zal terugbrengen in zijn stal, zelfs als ik eens afdwaal. Dat Hij, mijn herder, nooit zal sluimeren of slapen, en de boze dieren zal wegjagen als ze proberen me te verslinden.

Maar in de praktijk van het leven, juist op die momenten dat ik Hem heel hard nodig heb, juist dan lijkt het er soms op dat Hij wel slaapt, en de wilde dieren alle kans hebben. Juist dan krijg ik stenen in plaats van brood, en een schorpioen in plaats van een visje. Juist dan is zijn Licht er niet, en maak ik dus een doodsmak.

Dan loop ik te pletter op onrecht, pijn en verdriet. En juist dan is er geen Vader, die ingrijpt, recht doet, troost en tranen droogt. En dan wordt het aardedonker.
En toch...


Vanmiddag werd ik boos, boos om dat donker, en zei: dan red ik me wel zonder U.
Ik ga wandelen, wandelen bij U vandaan. Wandelen in de zon, langs de zee en door het zand. Ik red me wel.
En heel boos ging ik op weg. Me wanhopig uitstrekkend naar de zon, schreeuwend tegen het geluid van de zee, en schoppend door het zand.
Moe werd ik daar van, heel moe. En toen m'n laatste krachten op waren, was er de stilte.

Toen voelde het, zomaar opeens, dat God er weer was. Toen ervoer ik hoe fijn het is om hier aan zee te zijn, om hier een veilig plekje te hebben, omringd door mensen van wie ik er mag zijn met alle pijn en verdriet, mensen die van me houden zoals ik ben, om wie ik ben, en bij wie ik kan schuilen als het even te zwaar wordt. Een plekje waar ik mag uitrusten, en waar ik nieuwe krachten mag opdoen, om weer verder te kunnen gaan met leven, zelfs met leven in de woestijn, op weg van oase naar oase. Beschenen door het Licht van God. En dat voelt warm en veilig.
En daardoor werd de mooie dag een cadeautje van Hem.

Morgen, dan kan het allemaal wel weer anders zijn. Ik weet het inmiddels, dat elke dag weer anders is, en God soms lijkt op de vuurtoren. Vier keer licht en dan even niet, of heel lang niet...

Waarom? Ik weet het niet. Ik weet wel dat het anders is als beloofd.
Maar ik hoop dat ik me, als het weer eens aardedonker is, kan vasthouden aan de ervaring van vandaag. Vasthouden aan het Licht, al is dat Licht dan misschien, voor mij, niet meer dan een flakkerend kaarsvlammetje.

Pelgrims

Dat zijn ook de momenten dat ik me opgenomen voel in de stoet van pelgrims... Dan hoor ik in m'n oor het lied: door de nacht van smart en zorgen, trekt een stoet van pelgrims voort. Vol verlangen naar de morgen, waar de nieuwe dag al gloort... Jezus, de Goede Herder, en de Geest gaan voorop in die stoet.